Ik heb een vrij hoge tolerantie voor onkruid. Maar er zijn grenzen. Eén zo’n grens is brandnetel. Eigenlijk kan ik die ook nog wel goed hebben, want hij heeft zo zijn kwaliteiten. Als waardplant bijvoorbeeld. En hij houdt de bodem bij elkaar. Maar als hij helemaal vooraan in de tuin, in de meest in het oog lopende border, de kop opsteekt, dan wil ik daar toch voorrang geven aan de Chinese bieslook en de botanische tulpjes tussen het speenkruid.
Vandaag was het zover: in een lekker sappig stadium moest de brandnetel het veld ruimen. Maar natuurlijk niet richting composthoop, Richting keuken. Zeker in het vroege voorjaar, in het gat tussen de laatste wintergroenten en de eerste radijsjes en erwtjes, moet je dankbaar zijn voor elk eetbaar stukje groen in/uit de tuin.
Hetzelfde geldt voor hopscheuten. Die hop heb ik nota bene zelf geplant en hij heeft keurig gedaan wat ik van hem verwachte: elk jaar de pergola beklommen. Maar inmiddels is de blauwe regen ook aangeslagen en nu heb ik de diensten van de hop niet meer nodig. Maar die laat zich niet zo makkelijk terugdringen. Een groot deel van zijn wortelstel heb ik vorig jaar weten te verwijderen, maar een hardnekkige stronk rest nog. En daar lopen nu sappige scheuten uit. Zonder pardon ruk ik ze er allemaal af. ALs ik dat dit voorjaar goed volhoudt, put ik die wortelstok wellicht uit. En heb ik de komende weken een exclusief ingrediënt voor in mijn omelet. Lekker hoor, samen met die brandnetel!