Het ligt voor de hand om te denken dat planten niet kunnen bewegen. Ze zijn nogal stationair, zeker vanuit het perspectief van een mens die zich, dank zijn zijn benen, heel makkelijk kan verplaatsen.


Toch bewegen planten wel degelijk, alleen zo langzaam dat je het heel snel over het hoofd kunt zien. Stefano Mancuso schrijft hierover in zijn boek ‘Briljant groen’, en als hij me er niet op had gewezen, was het me waarschijnlijk niet zo snel opgevallen dat mijn knolkapucijn wandelt. En niet lukraak. Heel doelbewust schuift hij op naar een gunstiger plekje.


Een knolkapucien is familie van de Oost Indische kers, en dat is hem aan te zien. Maar dan een blijvertje, die zich ’s winters terugtrekt in zijn (eetbare) knol. Als je die niet oogst, loopt hij het jaar erop weer uit. Hij heeft een decoratieve, paarsrode steel en kan, op een goede plek, makkelijk twee meter omhoog klimmen.


Omdat ik wilde dat mijn knolkapucien langs de schutting omhoog zou klimmen, had ik hem pal naast de schutting in de grond gestopt. Hij liep keurig uit, bereikte weliswaar de twee meter niet en weigerde ook te bloeien en verdween weer. Dit jaar kwam de knopkapucijn opnieuw op. Tot mijn verrassing eerlijk gezegd, want ik had niet de indruk dat hij heel gelukkig was in mijn tuin met zandgrond, en dan ook nog de halve dag in de schaduw van de schutting… Alleen kwam hij niet precies terug op de plek waar ik hem had geplant, maar zeker tien centimeter tuininwaarts. Wat ik eigenlijk maar op een manier kan interpreteren: hij is op zoek naar een zonniger oord.


Dat weet ik natuurlijk niet zeker, want als ik iets heb geleerd van Mancuso, dat is het wel dat het voor mensen heel moeilijk is om zich in planten te verplaatsen, omdat ze ons zo wezensvreemd zijn. Toch heb ik het idee dat ik wel iets snap van deze schuifelende knol: hij wil naar het licht. Ik laat hem zijn gang gaan, en ben heel benieuwd of en waar hij volgende seizoenen boven zal komen.