Het is vijfentwintig jaar geleden dat Tjalling – toen twee jaar oud – van Japan naar Nederland terug verhuisde.Tot dat moment groeide hij perfect tweetalig op: Nederlands thuis met papa en mama, Japans op de creche met zijn drie juffen en alle klasgenootjes. Zijn Japans stokte uiteraard onmiddellijk bij terugkeer.
Maar nu we hem vijfentwintig jaar later meenemen naar zijn geboorteland pakt hij de draad weer op. Niet dat hij zich nog iets herinnert, maar zijn uitspraak van alle nieuwe Japanse woorden is alvast perfect. We beginnen waar het vijfentwintig jaar geleden stopte: wijzen naar de ogen: ‘me’. de neus: Hana. Wijzen naar de mond: kuchi. En de oren: mimi. trein: densha. dankjewel: domo. Alsjeblieft: dozo. Waar? Doko?

Dag drie dwalen we door de tuin van het Gotoh-museum. De tuinman excuseert zich dat er in deze tijd van het jaar niet veel te zien is: geen kersenbloesem, geen verkleurende herfstbladeren. Wij vinden de tuin nog steeds prachtig, Er zijn tuinmannen aan het werk die met nagelschaartjes de pijnboomtakken onderhanden nemen. Er zijn bomen ingepakt met stro tegen de winterkou die er nu surrealistisch uitzien. De gestreepte bamboe komt prachtig tot zijn recht.
Er bloeit trouwens wel iets: twee goudvis-cammellia’s, met wonderbaarlijk gevormde blaadjes die wel wat weg hebben van een goudvisstaart. Een rode en een witte. En er bloeit een mitsumata: nog nooit gezien, nog nooit van gehoord. Van de bast wordt washi gemaakt: Japans papier. Het is een naaktbloeier De knoppen zijn fascinerend mooi. De tuinman legt het allemaal uit. Het hele gesprek speelt zich af tussen de tuinman en mij. In het Japans.

Na afloop vraagt Tjalling of het geurige bloemen zijn. Huh? Hoezo? ‘Nou, hij zei toch iets over “hana”?’. Ik was straalverbaasd dat hij überhaupt een woord had opgepikt uit onze conversatie.    Maar hij heeft pech: het Japans heeft maar weinig onderscheidende klanken, en als gevolg daarvan enorm veel homonieme: woorden die hetzelfde klinken maar iets anders betekenen. Hana betekent behalve ‘neus’ ook ‘bloem’.

Hij herinnerde me aan mijn eigen eerste schreden op het pad van de Japanse taal. Je probeert de hele tijd pap te koken van wat je hoort en het te verbinden aan iets wat je weet.
Eigenlijk doen we dat natuurlijk altijd als we een taal horen of lezen. Ook als we ons vergissen of iets verkeerd begrijpen of verstaan, duwen we en trekken we wat om er pap van te koken. Gek genoeg lukt dat verrassend vaak. Wie weet, is wat we voor conversatie houden eigenlijk altijd een welwillende opeenstapeling van grotere of kleinere misverstanden….