Ik denk dat veel (moes)tuiniers dit beeld wel herkennen: in het voorjaar neem je je vast voor om je tuin systematisch bij te houden en nu eens een keer niet binnen de kortste keren achter de feiten aan te hollen.

Vaak heb ik – meestal ergens in de loop van de zomer, maar soms al eerder – geconcludeerd dat de tuin een dictator is. Hij bepaalt dat je nergens heen kunt omdat er nog geschoffeld moet worden, de tomaten nodig van dieven moeten worden ontdaan, de druif (alweer) gesnoeid moet worden, de kapucijners geplukt moeten, of anders wel de bessen, en dat er nodig netten over de aardbeien moeten, dat er iets gestekt moet, of gehalveerd.
Maar natuurlijk is de tuin geen dictator. De tuin is gewoon haar overvloedige zelf die gewoon haar eigen plan trekt. Ik heb een tijd lang gedacht: als ik nu mijn tuin maar goed genoeg ken, en mijn plannen en ambities daarop afstem, dan lukt het misschien beter om mijn koers te houden. Het idee om mijn tuin beter te leren kennen was prima. Maar het doel – mijn ambities beter kunnen realiseren – bleef me in de weg zitten.
Dit was, achteraf gezien, denk ik een noodzakelijke tussenfase naar een veel werkbaarder inzicht: het hele idee van de baas te willen zijn in de tuin maar los te laten. Tuinieren is nu geen machtsstrijd meer, maar meer een dans. Ik probeer iets, en kijk wat er gebeurt. Of ik doe niets, en kijk wat er gebeurt. Het is spannend, het is verrassend. Het fijne van geen vooropgezet plan: er kan ook niet zo veel mislukken.

Ik heb deze manier van tuinieren ‘De taoistische tuinier’ genoemd, naar het taoistische principe van wu wei, oftewel ‘doen door niet te doen’. Niet handelen is een onderschatte kunst. Effectief niet handelen is al helemaal lastig. Het vergt deskundigheid, aandacht en tijd. Het betekent ook niet ‘niets doen’. Gelukkig kun je het de hele tijd oefenen. Het allergrootste wonder is dat deze grondhouding je altijd rijkelijk beloont, met een veelvoud van wat je zelf ooit – in wat voor uitgekiend plan dan ook – had kunnen bedenken.

Tot mijn verrassing lees ik in ‘Groene Genade’, een boek met verhalen van tuinman Jan Graafland, dat hij een vergelijkbare ontwikkeling heeft doorgemaakt: van wil opleggen aan de tuin naar loslaten. Hij heeft, net als ik, het ‘handelen door niet te handelen’ omarmd. Maar Jan voegt er nog een dimensie aan toe: ‘Laat los, en je zult losgelaten worden’. Lucas 6:37. Het is de spijker op zijn kop: hoe vrijer ik mijn tuin laat, hoe vrijer ik zelf ben. Niet omdat ik op deze manier ontsnapt ben aan het juk dat de tuin mij oplegde, maar omdat ik bevrijd ben van het juk dat ik mezelf had opgelegd. 

Groene genade, Verhalen van tuinman Jan Graafland, 
Over de plantenwereld, de honingbij, wildtuinieren, de compostbult als oerbuik, het duizendbladorakel en het uiteindelijke gelijk van de zeis…
Uitgeverij Christofoor, Zeist, 2020