De recensent van Humo had het er maar moeilijk mee:

‘Ik heb geen vriendin, maar moest toch aan haar denken tijdens het lezen van “Eerste persoon enkelvoud”. Ik had haar nodig voor een dagdroom waarin ik haar beloofde om ravioli met spek en buffelmozzarella te bereiden, het gerecht waar ze maar niet genoeg van weet te krijgen. Al honderd keer had ik het klaargemaakt, en met de jaren had mijn koken alleen maar aan liefde en precisie gewonnen, maar vandaag stokte het. “Doe jij maar”, sprak ik, alle ingredieeënten op de keukentafel uitgestald, en vervolgens loste ik op.

Dat is wat Haruki Murakami in zijn nieuwe verhalenbundel lijkt te doen. Aanvankelijk geen verrassingen; de verwachte elf op het wedstrijdblad. Murakami schrijft over de jaren 60, over de witte maanden tussen jong en volwassen, over uit oplichtende herinneringen getilde ontmoetingen, over zelfmoord. The Beatles pijpen een deuntje, er is jazz en klassiek. De plaats van actie – of geen actie – wordt genoteerd aande hand van het dichtstbijzijnde treinstation. En de mannelijke vertellers – alle verhalen zijn geschreven in, jawel, de eerste persoon enkelvoud – zijn bleek, levenlooshaarts, en dus heel ontvankelijk voor het sublieme. Het sublieme in een meisje, in een muziekstuk, in een honkbalwedstrijd. Maar Murakami legt die elementen gewoon neer, zoals een technicus z’n materiaal op z’n werkbank ordent, om vervolgens het atelier te verlaten en de kijker alleen achter te laten.’

Ik ben de recensent heel dankbaar voor zijn recept-beeldspraak. Want die kunnen we meteen wat verder door trekken: had Jeroen Maris liever iets panklaars voorgeschoteld willen hebben? Had hij liever iets gehad wat hij gedachtenloos naar binnen had kunnen lepelen? Een fijne portie zonder graten, niet te hartig, niet te flauw?

Eerlijk gezegd vind ik het oneindig fascinerend hoe Murakami er elke keer in slaagt om iets te serveren waar je graag je tanden in wilt zetten, wat je met smaak verorbert, zonder precies te weten wat het nu eigenlijk is.

Mijn favoriete metafoor tot nu toe was de puzzel. Murakami legt genoeg stukjes op tafel om nieuwsgierig te worden naar het hele plaatje, maar hij laat ook genoeg ruimte over om zelf lijntjes te trekken tussen de verschillende puzzelstukjes. Geen boeken waarbij alle losse eindjes keurig worden afgehecht. Geen veredelde rebus. Geen boeken die je na een hallucinate dollemansrit opgelucht weglegt omdat alle raadsels zijn opgelost. Nee. Heerlijk dat niet alles is ingekleurd. Maar de metafoor van de improviserende thuiskok spreekt mij ook erg aan. Murakami zet ons aan het werk, en hoe het gaat smaken is nog geenszins gegarandeerd. Hangt natuurlijk ook nogal van de lezer af. Willen we fast reads zoals we fast food willen? Snel en vertrouwd, maar ook onmemorabel?

Eerlijk is eerlijk: Maris stelt zich de vraag of de schrijver moe is, of de lezer nukkig? Maris is niet in de eerste plaats teleurgesteld omdat hij zo op panklaar is gesteld, of op fast food. Hij is teleurgesteld omdat hij zo vaak iets exquise voorgeschoteld heeft gekregen van Murakami.