Iets telen met kinderen is leuk en leerzaam. Het lastige is dat het soms wel wat veel van het geduld vergt. Kinderen willen graag iets doen, en niet alleen maar kijken en wachten…. Dan is het telen van spruitgroenten misschien het perfecte project voor beginnende thuistelers.
Het bekendste voorbeeld van een spruitgroete is taugé. Dat is een ontkiemde mungboon. Behalve mungbonen kun je nog veel meer zaden laten ontkiemen, zelfs zonder watjes of natte keukenpapiertjes. Het enige wat ze nodig hebben om aan het groeien te slaan, is water. In het schap met spruitgroenten kun je tegenwoordig allerlei grappige zaadjes vinden zie heel geschikt zijn om te laten ontspruiten: van linzen tot prei en fenegriek, van rode biet tot mosterd en alfalfa.

Doe 1 eetlepel van de spruitgroente van je keuze in een weckpot (deksel niet nodig) met water en laat dat een halve dag tot een dag staan. Span er, met behulp van een elastiekje, een lapje of een stukje fijn gaas overheen. Na een dag weken giet je het water uit de pot. Door het lapje heen. En je laat de de pot op zijn kop staan, op dusdanige wijze dat het water eruit kan lekken. Dat kan op een afdruiprek. Of je legt twee eetstokjes dwars over en bordje en daar zet je de weckpot op zijn kop bovenop.
Nu komt het echt verantwoordelijke werk en dat is een perfect kindertaakje: vanaf nu moeten de zaadjes elke 12 uur afgespoeld worden. Als je de pot hebt afgedekt met een fijn stukje gaas, dan kan dat door het gaas heen: water erbij, beetje omschudden, water eruit gieten en de pot weer op zijn kop zetten. Gebruik je een lapje, dan is het vermoedelijk handiger om het lapje eraf te halen. Wel zorgen dat de zaadje allemaal in de pot zitten voor je het lapje eraf haalt! Kinderen zijn er heel goed in om dit met een ontroerende precisie te doen. Weer water erbij, voorzichtig omschudden, lapje er terug op, het water eruit laten lopen en de pot weer op zijn kop uit laten lekken.
Na een paar dagen begint het zaadje een staart te vertonen: dat is zijn worteltje. In het geval van taugé is je spruit dan klaar. Je taugé is nog een paar dagen te bewaren in de koelkast, tot je weet wat je erna gaat maken: een lekkere gadogado. Of een oosterse noedelsoep.
Sommige zaadje kun je nog verder uit laten lopen tot ze zowel een wortel als een steeltje hebben. Preispruiten bijvoorbeeld. Daarbij kun je niet eens zo goed zien waar welk onderdeel begint en ophoudt. Bij bietenspruiten kun je dat wel heel goed zien, want het bietensteeltje is rood.
De meeste spruiten zijn heerlijk als rauwkost; door de sla of op brood. Ze laten zich ook goed wokken. Of meekoken in een soep.
Spruiten van mosterd zijn echt wel pittig. Van fenegriekspruiten snap je meteen dat goed op hun plek zijn in een Indiaas gerecht.
Wees niet teleurgesteld als je taugescheuten een beetje donkerder beige zijn dan de scheuten van de winkel. Die worden namelijk gebleekt. Een truc om je scheuten zo bleek mogelijk te houden, is de pot steeds afgedekt te houden met een theedoek of zo, zodat ze geen zonlicht te zien krijgen. Want zonlicht veroorzaakt de aanmaak van pigment in de plantencellen. Het helpt natuurlijk ook om je scheuten op een plekje te zetten waar ze niet in de zon staan.

[Meer info over spruiten vind je in het hoofdstuk ‘Microtuinieren’, p. 163 van Het Grote Moestuinierboek.]