Ik lees momenteel een Frans boek over moestuinieren: Vivre avec la terre van Perrine en Charles Hervé-Gruyer.

Je zou denken: groenten telen is een oer-oude bezigheid; daar is alles al wel zo’n beetje over gezegd en geschreven. Maar dat is niet waar. Dat weet ik uit ervaring, want ik heb zelf een boek geschreven over moestuinieren. Want ik vond dat veel boeken over moestuinieren niet aansluiten bij wat ik wil en kan en leuk vind. Dus ik heb een boek geschreven vanuit dat uitgangspunt: wat wil je eigenlijk van je moestuin?

Hoewel ik al een jaar of vijfentwintig moestuinier, is er veel wat ik nog altijd niet weet. Eén van mijn vragen is: hoe houd ik de grond bedekt in een moestuin? Ik weet dat de kwaliteit van mijn bodem van cruciaal belang is voor het telen van lekkere, gezonde planten. Vandaar dat ik al jaren geleden ben gestopt met het jaarlijkse ontwrichten van het bodemleven, ook wel bekend als spitten. Maar nu dat bedekt houden van de grond. Ik snap het principe: kale aarde klinkt in door regen, kale aarde droogt uit door wind en zon, en kale aarde moet het zonder het bodemnetwerk en de structuur stellen die planten er met hun wortels in aanbrengen. Met andere woorden: ik snap het principe, maar hoe pas is het toe? Hoe ziet dat er in de praktijk uit?

Gelukkig stuitte ik op deze Franse bijbel (in drie delen, ruim 1000 pagina’s) voor jardiniers-maraîchers. Perrine en Charles stelden zich dezelfde vraag als ik, maar dan meer dan tien jaar geleden, toen ze in Bec Hellouin in Normandië een tuinbouwbedrijf begonnen, geschoeid op principes van biologische landbouw en permacultuur. Dus vooruit: mijn Frans afstoffen, de vertaal-app onder handbereik en eens kijken hoever ik kom.

Ja, ik vind in allerlei antwoorden op mijn vraag (kortgezegd: een combinatie van intensiveren, variëren, combineren, opeenvolgen, voorzaaien en mulchen). Maar wat mij vooral trof, was het woord dat ik doorlopend tegenkom als het over tuinieren gaat: ‘culture’. Mijn vertaalapp vertaalt dat met ‘cultuur’. Maar in het Nederlands gebruiken we het woord ‘cultuur’ zelden in de betekenis van ‘teelt’. Hooguit voor ‘bacteriecultuur’ of ‘schimmelcultuur’. Wat raar is, want in deze gevallen is er uitgerekend geen sprake van de menselijke hand die van iets ‘cultuur’ maakt. Ik vind het een prachtig woord. Wij zouden die betekenis van ‘cultuur’ ook moeten koesteren in het Nederlands.

Helaas heeft het de Nederlandse taal de tuin verlaten als het om cultuur gaat. ‘Cultiveren’ betekent in het Nederlands ook iets anders dan ‘cultiver’ in het Frans. Wij cultiveren van alles, maar dat gaat zelden over iets wat je kunt eten. Eerder over ondernemerschap, vriendschap, mogelijkheden of gemeenschapszin. Alleen in de uitdrukking ‘in cultuur brengen’ heeft ‘cultuur’ nog iets te maken met iets telen, met landbouw, met agricultuur.

Agricultuur is trouwens geen goed Nederlands, helaas. Wat zou het mooi zijn als landbouw en cultuur nog een zo’n hechte band hadden in onze taal. Nee; landbouw is een lomp woord, dat louter functionaliteit verwoordt. De beschaving, de verfijning, de cultuur is eruit verdwenen. Terwijl de landbouw, de agricultuur, het fundament is onder de menselijke beschaving.

Merkwaardig dat in het Nederlands die relatie is verdwenen, en dat hij in het Frans nog gewoon bestaat. Overigens is in het Frans het bijvoeglijk naamwoord van ‘culture’ als het teelt betreft niet ‘culturel(le), maar cultural(e). Misschien heeft het Nederlands een woord nodig als ‘cultuurlijk’. Om de brug terug te slaan tussen mens, natuur en beschaving.