Terwijl je nog wacht tot je zaadbestelling arriveert in de post, kun je al eens een verlekkerde blik werpen op je GFT-afval voor moesmateriaal. Vermoedelijk ben je deze dagen zelf aan het koken geslagen (restaurants zijn dicht en je hebt opeens tijd), dus gerede kans dat je een kontje prei hebt weggegooid. Of een topje biet. Of een stukje selderijknol. Aardappelschil. Kontje venkelknol. Allemaal kandidaten die zich lenen voor een doorstart.
Tip: doe dit samen met kinderen!
Heb je kandidaten gevonden met doorstartpotentie, leg ze dan in een bakje met een bodempje water. Het risico van een bodempje is dat het na een dag of twee is verdampt, dus elke dag weer een beetje water erbij doen. Doe je het samen met de kids, dan kun je die deze verantwoordelijke taak toevertrouwen. Het is verrassend hoe snel zo’n groenterestje pogingen doet tot nieuw leven. De meest levenslustige van al (in mijn ervaring tot nu toe) is het preikontje. Daarvan zie je binnen 2 a 3 dagen de eerste worteltjes ontstaan (foto links). ALs de worteltjes een centimeter of zo lang zijn, kun je je pretkontje verhuizen naar een potje met aarde of potgrond. Nu kun je helaas de worteltjes niet meer zien groeien, maar er gebeurt een ander mirakel: de prei rekt zich uit als een antenne.
Hoe groter je prei wordt, hoe meer dorst hij krijgt. Ja, natuurlijk kun je prei opeten! Of je kunt hem overplanten naar ergens in je tuin en kijken hoe ver hij het schopt.
Je kunt hetzelfde doen met een kapje van een knolsederij. je hebt er iets meer geduld voor nodig. Maar dan voltrekt zich een wonder: wat er de ene week nog uitziet als een bord vergeten spaghetti ziet er een week later uit als een onbewoond eilandje met één boom erop (nou, ja, in miniatuur dan).
Ook deze doorgestarte selderij kun je in een pot met aarde zetten, en voor je het weet kun je de blaadjes ervan over je soep strooien.

[meer over ‘Spelen met je eten’ op pagina 147 en 149 van Het grote moestuinierboek]