foto Fotopersbureauhca / Patrick Harderwijk

Ja, het was een heel leuk idee van Matthijs van Nieuwkerk en Wilfried de Jong om een Japanner een stukje voor te laten lezen tijdens hun blokje ‘Murakami en jazz’ op het Murakami-weekend, dat afgelopen zaterdag en zondag op de SS Rotterdam werd gehouden om te vieren dat deel II van Murakami’s Moord op Commendatore uit is. Zo klinkt Japans dus! Spannend, strak, staccato. Extra leuk om eens te horen hoe Japans klinkt als je bedenkt dat Murakami vaak zegt dat hij muziek luistert als hij schrijft, en dat ritme in zijn tekst heel belangrijk is.
Voor de hand liggende vraag van de twee jazz-mannen: is er een vertaler in de zaal die kan uitleggen wat je daarmee doet in de vertaling? Die vertaler in de zaal, dat was ik. Lang verhaal kort: nee, daar kun je in een vertaling niets van meenemen. Kort verhaal lang: Het is al een hele puzzel om karakters te ontcijferen; om de woordvolgorde, die in het Japans compleet andersom is, goed in het Nederlands te krijgen en toch de aansluiting met de voorafgaande zin en de volgende zin te houden; om een goede balans te bewaren tussen interpreteren en ruimte laten. Dus veel ruimte om het ritme recht te doen is er niet. Dat bungelt onderaan de prioriteitenlijst. Nog korter veel gezegd: Nederlands klinkt nu eenmaal nooit als Japans.
Eigenlijk weet iedereen wel hoe Japans zo’n beetje klinkt: mitsubishi, Murakami, Nagasaki, sashimi. Korte lettergrepen, van steeds een medeklinker plus een klinker. Of soms alleen een klinker. Of een ‘n’-klank: Honda. Dat betekent dat er zo’n 65 onderscheidende klanken zijn (dertien medeklinkers x 5 klinkers: a, i, oe, e, o)  plus nog een stuk of wat combiklanken als ‘kyo’, en ‘myo’. Dat betekent bijvoorbeeld dat een op de vijf Japanse woorden op elkaar rijmt. Vandaar dat rijm geen dichterlijke betekenis heeft in het Japans. Voor een Japans gedicht zit de beperking in het het keurslijf van aantallen lettergrepen. De kortste is de haiku:  5-7-5:
(een goede haiku:
zeventien lettergrepen
plus ietwat natuur)
Dat is uit te breiden met twee regels van 7 lettergrepen, gevolgd door weer een blokje haiku (5-7-5), gevolgd door weer twee regels van 7 lettergrepen. Etcetera. Liefst in de vorm van een poetry-battle (of beurt-dicht). Gesproken dus. Liefst geïmproviseerd. Ja, dat komt in de buurt van jazz.
Ondertussen bleef het een beetje knagen, die vraag over ritme in taal. Afgezien van in dialogen hoor ik namelijk niet veel ritme als ik Japans lees. En opeens snapte ik die betrekkelijke stilte in mijn hoofd: je kunt Japans lezen zonder te weten hoe je het uitspreekt.
Karakters zijn ideogrammen. Die geven een betekenis weer. Daar zit geen klank in. je kunt ze wel uitspreken, maar de uitspraak moet je er apart bijleren. Die zit niet ingebakken in het karakter. Een ideogram is denk ik het makkelijkst te vergelijken met cijfers. 3 x 3 = 9: Dit kun je snappen zonder het uit te spreken. Vandaar dat wiskundigen voor een schoolbord voor elkaar hypotheses kunnen opschrijven, en wiskundige gedachten kunnen uitwisselen die ze dan van elkaar snappen (vermoed ik). Dat kan zonder woorden. Of vergelijk het met muziek. Musici kunnen met elkaar samenspelen, ook al spreken ze elkaars taal niet. Zolang ze de notenbalkentaal maar kennen.
Musici: dat is nou een woord dat dat lekkere ritme van het Japans heeft. Maar lees bovenstaand stukje nog eens door op zulke ‘nagasaki’-woorden en je snapt de hopeloosheid van de exercitie om Japans ritme recht te doen in het Nederlands.

.