Moestuin

De akkers, welke thans van onderscheiden vroeg aangekomen groenten zijn geledigd, worden opnieuw toebereid, om het zaad van andere moeskruiden te ontvangen, of met jonge plantjes te worden bezet; eene nieuwe omspitting dezer akkers in niet noodzakelijk doch eene luchtige omwerking der somtijds te vast getrapte gronden en waardoor tevens het onkruid en de wortels der ingeoogste planten worden vernielt, is zeer doelmatig; tot deze omwerking der gronden gebruikt men, bij vaste gronden, mestvorken met ronde , en bij losse gronden zoodanige vorken met platte tanden, somtijds hakt men de gronden slechts vlugtig om, alles naar den aard van de groenten die men van meening is te zaaien of te planten.
Men gaat voort met het zaaijen van zoodanige groenten, om de veertien dagen, als bereids is opgegeven, en voorts brengt men zaad in den grond van winterrapen, ramanas, winterandijvie; men legt voor het laatst dit jaar, gedurende de maand Junij, groote boonen, en rondom de stokken klim-, snij- en princesseboonen, deze worden ook gelegd langs de erwterijzen, waarvan het stroo wordt uitgetrokken. Al het erwten en boonenstroo wordt zorgvuldig bewaard, op eene drooge plaats, zijnde hetzelve bijzonder geschikt tot eene luchtige winterbedekking van uitlandsche planten; na dit gebruik wordt het op den mesthoop geworpen.
In de maand Junij heeft men, bij sommige Tuiniers, gebrek aan Spinazie, en dit wordt alleen veroorzaakt, door dat men geen behoorlijke zorg draagt, om dezelve op geschikte tijden en plaatsen te zaaijen; men kan, met eenige zorg, deze gezonde en aangename groente bijna het geheele jaar door hebben, in Februarij wordt zij op dekrabatten, hetzij tusschen de weeuwtjesplanten van bloemkool, of op zichzelve tamelijk dik, gezaaid, deze is reeds in Maart bruikbaar, van af het begin van Maart tot in Mei wordt zij tusschen de rijen erweten en boonen gezaaid; in Junij, Julij en Augustus op beschaduwde plaatsen, en moet dan vochtig gehouden worden, onder anderen tiert zij zeer goed in de schaduw van klimboonen; in September en Oktober zaait men ze wederom op warme bedden en rabatten, en de winterspinazie, die reeds bij gunstige winters in Januarij gestoken wordt, zaait men insgelijks in September en in October op openleggende akkers; bij gebrek van gewone Spinazie maakt men van de zoogenaamde Malabaarsche gebruik; van deze kan men den geheelen zomer de jonge bladeren voor de keuken plukken.
Het spreekt van zelve, dat men al wat in deze maand wordt gezaaid, bij eene aanhoudende droogte moet begieten; gelijk mede bevochtigd worden de plaatsen waar men groenteplanten wil zetten, dien anders dadelijk zouden verdroogen.
Thans verplant men, en wel op het einde dezer maand, witte Sluitkool, Kapperskool, Savoijekool, ook Broccolie en Boerenkool, alsmede late Bloemkool en Brusselsche Spruitkool; insgelijks wordt de Winterandijvie geplant; het planten van de meeste soorten van Winterkool, kan ook wel, bij ongunstige omstandigheden, tot in den aanvang van Julij worden verschoven, doch moet zonder verder uitstel, voor den vijftiende dier maand plaats hebben.
Het steken van Aspersies houdt op met den 24ste van Junij; bij zeer late voorjaren kan men daarmede tot den laatsten dier maand voortgaan, doch niet later, want zulks zoude de stoelen bederven, vooral bij die bedden, die voor het eerste jaar vrucht geven.
Vroege Dop- en Peulerwten heeft men overvloedig, met het begin dezer maand; zoo ras men alles heeft afgeplukt, worden de bedden of akkers voor nieuwe groenten bereid, gelijk hier boven reeds is gezegd.
De akkers met Winterajuin worden in deze maand met een ligt blok gerold, na wel van onkruid te zijn gewied, deze rolling kan ook tot in Julij worden uitgesteld, maar moet dan, zonder verder verzuim, plaats hebben; het wieden van andere akkers moet ook volstrekt niet worden nagelaten; tusschen de aardappels wordt de grond omgehakt en de planten aangeaard; nieuwe, zogenaamde Westlandse aardappelen zijn er thans in overvloed; de gewone vroege aadappelen, die op zandige akkers zijn geplaatst, beginnen ook reeds, met het einde der maand, aan te komen.
Verscheidene toekruiden en geurige planten, om voor wintergebruik te droogen, worden thans ingezameld, zoo als: Boonekruid, Basilikom, Rosmarijn, enz.
De meloenbakken, die thans geheel met ranken zijn gevuld, worden met den vijftienden, of tegen het laatst der maand, naarmate van het gunstig saizoen, gerezen, om de ranken gelegenheid te geven, zich ook ter zijde van de bakken uit te breiden; bij warme dagen worden de ramen van de bakken genomen; de planten, die jonge vruchten dragen, worden beschaduwd, en onder de rijpende vruchten wordt een stuk lij gelegd; de late Meloenen worden zo veel mogelijk voortgezet en de ramen bij voortduring des nachts met rietmatten gedekt, wanneer, gelijk dikwijls het geval is, de vruchten aan deze te veelvuldig zijn, worden de zwakste weggenomen; twee vruchten aan elke rank zijn voldoende.
Zomermaand in overvloedig aan moesgroenten en aardvruchten, men heeft thans bijna alle soorten van groenten.

Van den opengrond, als: jonge Wortelen, Bloemkool, Kropsalade, Peul- en Doperwten, grote Boonen, vroege Savoijekool, Artisjokken, Spinazie, Kervel, vroege Rapen, Selderij, vroege Andijvie, Aspersies (tot den vierentwintigsten), Ajuin, Aardbeziën, zoo Maandbloeijers als de Engelsche, en de Ananas-aardbei; voorts alle soorten van toekruiden in den grootsten overvloed.

Uit de bakken: Porcelein, Stamboontjes, Meloenen, Komkommers, enz.

            Vruchttuin en Boomgaard 

            Het schoonhouden is thans algemeen noodzakelijk, zoo wel tot nut als fraaiheid van alle soorten van tuinen in het algemeen; de boomgaard deelt echter minder in deze noodzakelijkheid, voor zoo verre hij, gelijk meestentijds, tevens tot weide verstrekt; onkruiden, die nadeelig voor het gras zijn, en in alle weiden gevonden worden, moet men trachten uit te roeijen; het is thans de tijd voornamelijk om de distels uit te trekken, met een daartoe bijzonder vervaardigde houten tang, want als zij eens in het zaad schieten, verspreiden zij zich, binnen korten tijd, door den geheelen Boomgaard.
De regte tijd is thans daar, om met de zomersnoeijing der wijngaarden aan te vangen; de wijngaarden met witte druiven gaan vooraf, en dan volgen de blaauwe; indien echter de groei, door ongunstige voorjaren, te veel mogt zijn vertraagt, kan de zomersnoeijing, zonder benadeeling, tot in het begin van begin van Julij worden uitgesteld.
In het begin van Junij worden de Perzikken voor de tweede maal gedund, en tevens de bereids opgeschoten takjes, in afwachting der zomersnoeijing, met zachte biezen luchtig aangebonden, en nu reeds geleid naar de kale plekken van den boom; de zuigers worden weggesneden, echter nooit te nabij aan de oude takken.
In deze maand beginnen gewoonlijk de zoogenaamde Meikerssen te rijpen; men moet niet verzuimen de rijpe vruchten dadelijk te plukken, wijl zij anders spoedig haar aangenamen geur verliezen en droogen; als de kersen rijp geplukt zijn, moeten zij spoedig gebruikt worden; de zoodanige die verzonden moeten worden, of die men van mening is aan de markt te brengen, worden geplukt eer zij de volkomen graad van rijpheid bereikt hebben; in het laatst der maand begint ook de volger, of zogenaamde Wijkerkers, rijp te worden, gelijk mede eenige soorten van vroege Krieken.
Aan de broeikassen is thans weinig anders te doen dan dezelve te luchten en tegen de middagzon te beschaduwen, de kassen der vroegste druiven zijn somtijds reeds geledigd, en in dat geval worden de glazen geheel weggenomen, ook de allervroegste Perzikkassen en die voor Abrikozen zijn somtijds reeds ledig, en dan worden ook daarvan de glazen weggeruimd.
Bij warme zomerdagen, die dikwijls in deze maand invallen, en bij een zachte regen, worden ook bij dag de glazen van de kassen weggenomen; voor de kassen waarvan de vruchten op rijpen staan, of die op deze zullen volgen, worden er de glazen des avonds wederom opgelegd; de rietmatten zijn echter reeds geborgen, hetzelfde heeft plaats bij de druivenkassen.
In Junij worden nog hangende kasjes geplaatst voor wijngaarden tegen muren om dezelve te vervroegen; het luchten van deze en de reeds vroeger aangebrachte hangende kasjes, en van de druivenlessenaars, moet in deze maand vooral niet verzuimd worden; ook eene geheele openstelling, bij zachte regen is, zeer doelmatig.
De Ananassen beginnen thans rijp te worden; eenige dezer fraaie en geurige vruchten versieren reeds in het laatst van Junij het nageregt; de bakken, waarin de rijpe vruchten staan, moeten met de meeste zorg dagelijksch worden nagegaan; luchten en begieten mag niet verzuimd worden; met het laatste gaat men echter behoedzaam te werk bij de rijpende vruchten; ook nog gedurende deze maand blijft men des nachts met rietmatten dekken.

De boomvruchten, die in Junij rijpen, zijn hoofdzakelijk de volgende:

Opengrond: Kersen, Aalbeziën, Kruisbeziën, Frambozen, somtijds eenige zeer vroege Peren, en ook Pruimen, die tegen muren of schuttingen zeer warm geplaatst zijn.

In de trekkassen: Abrikozen, Perzikken, Druiven en Pruimen, en Ananassen in den bak.