De Grasmaand geeft geene mindere bezigheden dan de afgeloopen Lentemaand, zoo wel voor den Warmoezenier en Hovenier, als Boom- en Bloemkweker; en het zijn in Maart en April, dat, als het ware, de eerste kiemen moeten gelegd worden voor den oogst van het geheele jaar.

Moestuin.

Zoodanige akkers, waarvan de winteroogst van Spinazie, Kervel, Veldsalade, enz. eerst met het einde van de maand Maart is afgeloopen, en die, welke men, door ongunstig weder, verhinderd is geweest in Maart te bewerken, worden nu, zonder verder uitstel, bemest en omgespit, en verder bekwaam gemaakt, om het zaad en de jongen planten te ontvangen.
Somtijds zijn de voorjaren zo ongunstig, dat men daardoor, in de afgeloopen maand, is belet geworden zeer vele zaden van moesgroenten in den grond te brengen, en jonge plantjes te verzetten, en in zulk een geval moet dit in April, zonder het minste uitstel, plaats hebben; en hoewel men oppervlakkig zoude wanen, dat zulks eene zeer grote vertraging in den tijd der inoogsting van groenten zoude veroorzaken, is dit echter, bij verscheiden groenten, niet altoos het geval, daar het gunstig Aprilweder dikwijls alles hersteld, wat de Maartsche buijen hebben doen vertragen; de aankomst der nieuwe groenten moge een dag acht of veertien later zijn, doch dit is ook alles, en somtijds vergoed de overvloed het later aankomen rijkelijk.
Men gaat onafgebroken voort, om, in den loop dezer maand, alle soorten van moesgroenten en toekruiden te zaaijen, om te volgen op die, welke in Maart zijn gezaaid, bij die maand vermeld zijn, en op de aldaar aangewezen tijdperken.
Wijders zaait men in deze maand Aardnoten, Augurken en Komkommers op warm gelegen bedden, of rabatten, tegen muren en schuttingen, ook Zomerandijvie, om als de plantjes groot genoeg zijn te verzetten; men kan hiermede tot half mei voortgaan; men zaait almede Spaansche artisjokken, en Aspersies, waarvan met acht dagen voor de zaaitijd het zaad uit de beziën doet, en verplant de in het voorleden jaar gezaaide Aspersies op de toebereide bedden; in een bakje worden Klim-, Snij- en Princesseboontjes gelegd, ook legt men dezelve, na half april, bij de geplaatste boonstaken, en zulks om de drie weken, tot in julij; nog zaait men groene Kool en Malabaarsche Spenazie, de laatste in een bakje, om te verplanten in den vollen grond, als de planten de bekwame grootte hebben bekomen; voorts legt men Pataten, in een bakje, om naderhand op zonnige rabatten te verplanten; ook zaait men in deze maand Suikerwortels, Mirikwortels, Klaverzuring, enz.
Het is nu tijd, om onderscheiden vaste planten te scheuren en te verzetten, zoo als Thijm, Alsem, Kattenkruid, Lavendel van uitloopers, Pimpernel; de groote spruitjes worden van de oude stoelen afgenomen; Hop, om jonge spruitjes te hebben; voorts verplant men Basilicum, die in Maart in een bakje gezaaid is; wijders de in Maart in een bakje gelegde Klim-, Snij- en Princesseboonen; die in het begin dezer maand in een bakje gezaaid zijn, kan men in het laatst van April, of in het begin van Mei verplanten; in deze maand verplant men ook de in een bakje gezaaide Komkommers, het zij onder klokken, het zij in koude bakken, waarover, tot half mei, de glazen blijven leggen; groote groene Artisjokken worden ook in deze manier verplant, alsmede de in bakken gezaaide Bloemkoolplanten, om de veertien dagen; mitsgaders Zeekool en Koolraap.
Ook legt men, in het begin of later in de maand, Winteraardappelen; men moet wel zorgen, dat de gaten dadelijk met aarde worden opgevuld, want de nachtvorsten, die somtijds nogal streng zijn, zouden anders de gepote aardappelen benadeelen.
Het te dik opkomende zaad, in Maart in den grond gebragt, wordt, zo ras de plantjes eenige grootte hebben bekomen, gedund, zoo als Ajuin, Beetwortels, Peterselie, Rapen, Radijs, Schorseneer, Wortelen, enz.; de tusschen eenige van dezelve te veel opkomende Kropsalade-plantjes worden, op rabatten of akkers, verplaatst; tevens wiedt men het onkruid tusschen het gezaaide.
In April kan men nog de drie- en vier-jarige Aspersies verplanten, op daartoe bereide bedden, wanneer zulks niet reeds in Maart is gedaan.
Somtijds heerscht, in April, eene langaanhoudende droogte, waardoor de kieming en het opkomen van de in Maart gezaaide groentezaden worden verhinderd, of vertraagd, in dat geval is het noodig en nuttig de akkers, en dan vooral de zonnig gelegen rabatten, te gieten, doch deze begieting moet geen plaats hebben dan bij hooge noodzakelijkheid; in het vorderen van het jaargetijde, bij de toeneming van zonnewarmte en langdurige droogte, is de begieting volstrekt noodig, wijl anders het gezaaide veel te laat zoude aankomen; niet minder noodig is het om, wanneer de gronden zeer droog zijn en men daarin echter planten moet, de plaatsen of gaten voor de plantjes des avonds te voren rijkelijk te bewateren, wijl anders de planten zouden verdorren.
Het aanleggen van broeibakken houdt in deze maand op; echter kan men nog in het begin van April koude bakken aanleggen tot het vervroegen van eenige groenten, zoo als Kropsalade, Bloemkool, Stamboontjes, Komkommers, enz. of men zet deze planten in bakken, die gedurende de maand Maart ledig komen, na de aarde eenigszins verbeterd of vernieuwd te hebben.
Voor Meloenen worden nog warme bakken aangelegd, die nogtans minder mest vorderen dan de vroeger aangelegde; in deze maand worden de laatste meloenen gezaaid.De groenten in den kelder raken op; de koude grond vergoed echter dit gemis rijkelijk; bestaande de groenten dezer maand hoofdzakelijk uit de navolgende:

Uit den kelder: nog Wortelen, Beetwortelen, Mierikwortelen, roode Kool, enz.

Van den opengrond: spruiten van boere- en brusselsche Kool, winter- en jonge Spinazie; winter- en jonge Kervel; oude en jonge Peterselie; Dunsel, Radijs, Zuring, vroege Ajuin, Tuinkers, Hopspruiten, Rapenloof, Selderij; onderscheiden toekruiden; Aspersies, die met het einde dezer maand in menigte aankomen; ook worden zij in het begin der maand nog gestoken van bedden, die door mest zijn aangezet.

Van de dekrabatten en van onder de glazenklokken: kropsalade, somtijds bij zeer gunstige voorjaren, Bloemkool, Porcelein, jonge Wortelen, Radijs, enz., van de met mest omringde bedden, heeft men reeds Aardbeziën.

Uit de broeibakken en broeikassen; Kropsalade, Bloemkool, jonge Wortelen, Stamboonen, Porcelein, Aardbeziën, Komkommers, enz.

Vruchttuin en Boomgaard.

In April worden de onderscheidene werkzaamheden, die in vorige maanden begonnen zijn, vlijtig voortgezet en zoo mogelijk voltooit, want een langer uitstel van de thans door het saizoen gevorderde bezigheden, zoude ongetwijfeld nadeelige gevolgen hebben, voor den aanstaanden groei en vruchtdraging der boomen.
Des noods kan men in deze maand nog boomen verplanten, doch met de grootste zorgvuldigheid, en alleen in vochtige en koude gronden, want in zandige gronden mislukt het dikwijls; de boomen, die men thans verplant, vooral wanneer zij reeds eenigen ouderdom hebben bereikt, moeten zoo wel aan de wortels als aan den takken worden ingekort.
Het snoeijen van vruchtboomen moet vóór de helft dezer maand zijn afgeloopen, voor vroege Appelen en Peren is het reeds te laat, ten ware een ongunstig saizoen de ontwikkeling der knoppen aanmerkelijk had belemmerd.
Perziken en Abrikozen staan dikwijls reeds in vollen bloei, en ook in dat geval kan het niet anders dan schadelijk zijn, wanneer het snoeijen dezer fijne vruchtboomen niet is afgeloopen; na half April moeten geene Abrikozen meer gesnoeid worden.
Bij vroege voorjaren zetten zich  de Abrikozen reeds in het einde van Maart of begin van April, en in dat geval hebben de vruchten reeds met het einde der laatstgemelde maand een tamelijke grootte verkregen, en moeten, als zij te dik bij elkander zitten, gedund worden; wacht men hier langer mede, dan groeijen de te overvloedige vruchten voort, tot nadeel van die, welke men behouden wil, en de boom zelve wordt te veel uitgeput; bij trage voorjaren dunt men eerst in Mei, in welke maand zulks ook van de Perziken plaats heeft.
Thans gaat men ook over tot de ontdekking, opleiding en het aanbinden der Vijgenboomen, waarvan men het doode en aangestoken hout zorgvuldig moet wegsnijden, zulks nog eens herhalende als deze boomen beginnen uit te botten.
De paden in den vruchttuin worden in April bezand, na dat dezelve behoorlijk van onkruid zijn gezuiverd, en in de boomgaarden, waar men tevens van meening is vee te wijden, worden jonge boompjes met doorntakken omwikkeld, om het afknabbelen der bast door het vee te beletten.
De maand April is, uit hoofde van de nog al strenge nachtvorsten, gevolgd, voorafgegaan of afgewisseld door warme zonnige dagen, dikwijls nadeelig voor de fijne vruchtboomen; eene bedekking is daarom dikwijls noodig, wij hebben de wijze dezer bedekking reeds hierboven vermeld.
Het zuiveren der boomen van rupsennesten moet ook niet langer worden uitgesteld; heeft het jonge broed de nesten reeds verlaten, dan moet men hetzelve trachten op te vangen; het branden van oude vodden onder de boomen, in boomgaarden, bij stil weder, en als de dampen lang blijven hangen, is dikwijls niet zonder goed gevolg, en vernielt ook veel andere insecten.
In April kan men ook nog stekken plaatsen van Aalbeziën, Kruisbeziën, Vlier, enz., doch men moet daartoe het einde der maand niet afwachten, want als de oude boompjes reeds hun blad hebben ontwikkeld, dat dikwijls plaats kan hebben, is de tijd van steksteken voorbij. Ook wordt in April voortgegaan met het enten van Appelen, Peren, Kerssen, enz., waarvoor de stammetjes reeds een jaar tevoren, op bepaalde afstanden, in de boomgaard geplant zijn.
De broeikassen voor fijne vruchtboomen, moeten bij gunstig weder vlijtig gelucht worden, en op het midden van de dag, bij felle zonneschijn, moet men het beschaduwen niet verzuimen; men moet echter zorgen, dat de kassen in eene bekwame warmte gehouden worden; in de vroegaangelegde dezer kassen heeft men reeds volkomen rijpe Abrikozen, Pruimen, Kerssen, Frambozen, en in het laatste dezer maand Druiven; de laatste vrucht heeft men, in de zich opvolgende kassen en lessenaars, onafgebroken, tot dat die van in de open lucht geplaatste wijngaarden aankomen.
De in Maart toebereide, of in het begin dezer maand aangelegde bakken voor Ananassen, beginnen nu bekwaam te worden, om daarin de potten met planten over te brengen, zulks heeft gewoonlijk plaats tusschen den vijftienden en laatsten van April, en dient vóór Mei te zijn verrigt; de bakken worden met rietmatten des nachts goed gedekt, en als de planten pas zijn overgebragt, bij sterke zonneschijn beschaduwd; bij te felle hette wordt vlijtig lucht gegeven; de vruchtgevende planten plaatst men, zoo mogelijk, in eenen afzonderlijken bak, omdat dezelve tot voortzetting en rijping der vruchten meer warmte behoeven dan de jonge planten.
Reeds is men in Maart begonnen, en vervolgt daarmede in April, om de uitspruitsels der oude Ananasplanten af te zonderen, en eenige dagen droog te bewaren; deze uitspruitsels worden nu in afzonderlijke potten geplant, en zoo lang tot zij wortels schieten, warm maar schaduwrijk geplaatst, vooreerst nog in de kassen, om, wanneer zij goed geworteld zijn, in den bak over te brengen.
In deze maand vervolgd men met het hangen van kastjes voor wijngaarden, waarvan men de vruchten wil vervroegen; ook met den aanvang van April legt men nog koude lessenaars aan.
De vruchten op de voorraadkamer verminderen aanmerkelijk, of houden geheel op, men heeft nog maar weinige Appelen en Peren, die in vroegere maanden reeds zijn rijp geweest; maar uit de trekkassen heeft men thans Abrikozen, Pruimen, Kersen, Frambozen in genoegzame hoeveelheid, om een sierlijk nageregt te kunnen opzetten; ook heeft men, bij gunstig weder en goede behandeling, in het laatst dezer maand, volkomen rijpe Druiven, die in Mei overvloedig aankomen.

 Lees hier de toelichting
Zelf je eigen handboek maken? Download hier de tekst in pdf en print hem: Tuinkunst A4_april