Ga voort, om de akkers, die van groente ledig zijn, te bereiden, om op nieuw zaad en planten te ontvangen, op de wijze bij de vorige maand breedvoeriger opgegeven; op deze akkers kunnen thans gezaaid worden, Winterrapen, en Ramenassen voor wintergebruik.
Men gaat voort met, om de veertien dagen , te zaaijen de groenten, reeds in de vorige maanden als zodanig opgenoemd, met zaait wijders Winterbloemkool en Winterandijvie, en legt op warme beschutte plaatsen nog erweten en groote boonen, als het najaar gunstig is, zullen deze een tamelijken oogst opleveren, en als zij mislukken, dat bij veel nat weer en een  koude herfst, dikwijls het geval kan zijn, is  niets anders verloren dan een weinig arbeid en het zaad; ook legt men in deze maand, langs de rijzen, waaraan erweten gestaan hebben, klim-, snij- en princesseboonen, die, bij een goed najaar, nog rijkelijk zullen dragen.
Op niet te zonnig, maar ook niet te koud gelegen rabatten, kan men in deze maand, Radijs zaaijen, die in den laten herfst geplukt kan worden; bij felle en aanhoudende droogte moet men niet verzuimen dit, en al het verder gezaaide te begieten, en ook de plaatsen, waarop men van meening is te planten, rijkelijk te bevochtigen; de plekken, die men des morgens bevochtigd heeft, worden des avonds beplant, want van half Junij tot half Augustus, is het beter des na- en des voordemiddags de planten in den grond te brengen.
Men verplant thans nog Witte en Roode Sluitkool, doch niet na den vijftienden dezer maand, ook nog Savooije en Kapperskool; de Broccoli wordt meest doelmatig in Julij verplant, gelijk mede de Brusselsche- en Groene kool.
Ook verplant men de Herfstbloemkool, en Najaarsandijvie, voorts Seldery; en de Andijvie, die daartoe geschikt is, wordt, met een of twee biezen, gebonden, om geel te worden; op gelijke wijze handelt men, reeds van half Junij af, tot in October, met de Chavonsche Sluitsalade; het binden der Andijvie geschiedt zo veel mogelijk bij droog weder.
Wanneer men, in de afgeloopen maand, verhinderd is geworden, of verzuimd heeft, de akkers, waarop Ajuin is gezaaid, met een ligt, houten blok te rollen, wordt zulks in den loop dezer maand bewerkstelligd, want in de volgende maand zoude het te laat zijn. Ook aard men de Bloemkoolplanten aan, dat dezelve sterkte geeft en waardoor men groter koolen dan anders verkrijgt.
Augurken beginnen, na de helft dezer maand, reeds bekwaam te worden, om intemaken, als mede kleine Komkommers, om in de pekel te worden gelegd; deze vruchten moet men tot dat einde altoos plukken, als zij halfwasschen zijn, omdat zij anders te vele zaden bevatten; als zij geplukt zijn, worden zij een paar dagen bewaard, alvorens tot het inleggen over te gaan.
Men verzamelt op het einde dezer maand Ajuin, Chalotten, Knoflook, om, na dat ze behoorlijk gedroogd zijn, voor nader gebruik te bewaren; ook plukt men thans Doperweten, Peultjes, groote Boonen, om voor wintergebruik te droogen; de gemelde groenten moeten zeer jong geplukt worden, en niet te lang blijven leggen, zij worden voorts op een drooge plaats geborgen; gelijksoortig handlt men met onderscheiden soorten van toekruiden.
Onderscheiden tuinvruchten hebben reeds rijp zaad, men moet het tijdig winnen, en nooit zoo lang wachten, tot dat de zaadhuisjes openspringen, waardoor veel te loor gaat; ook moet men het zaad, als het wel droog is, op eene koele, maar zeer drooge plaats bewaren en in de zaadhuisjes laten, tot tegen het tijdstip, dat men er gebruik van denkt te maken; de aanstaande winter, wanneer het ongunstig weer de werkzaamheden buitenshuis belet, is goed geschikt, tot het zuiveren en gereedmaken van alle soorten tuinzaden.
In het algemeen moeten wij hier aanmerken, dat de vruchtbaarheid of kiemkracht van het zaad, bij alle soorten niet even lang duurt; dat van sommige gewassen , blijft maar één jaar goed, van anderen duurt het zes en meerdere jaren, ook behoudt het zaad, dat in de zaadhuisjes bewaard wordt, deszelfs kiemkracht langer, dan dat, hetwelk, zoodra het rijp is, gepeld wordt; eindelijk moeten wij nog aanmerken, dat men van sommige groenten het tweejarig, boven het eenjarig zaad, tot de zaaijing verkiest.
De ramen van de meloenbakken worden in Julij van dezelve weggenomen en geborgen, en de bakken zoo hoog gerezen, dat de ranken zich naar alle zijden kunnen uitbreiden.
De groenten, die Julij opleverd, zijn van alle soorten en in overvloed, allen, behalve de Meloenen, van den opengrond, als; Aardamandels, Aardbeziën, Ajuin, Andijvie, Artisjok, Boonen, zoo groote als Snij- en Princesse, Chalotten, Erweten en Peulen, Kervel, Knoflook, Kool, zoo Bloemkool als vroege Savooije, Komkommers, Linze, Pastinak of witte wortel, Peterselie, Porcelein, vroege Raap, Kropsalade in soorten, Schorseneer, Seldery, Spinazie, op lommerige plaatsen geteeld en veel begoten wordende, Malabaarsche Spinazie, Wortelen, Zuring en alle soorten van toekruiden.

                        Vruchten en Boomgaard

Het schoon houden komt hier alwederom het eerste in aanmerking, en kan niet genoeg aanbevolen worden, het onkruid vermenigvuldigd zich in deze maand op eene schrikbarende wijze, groeit spoedig op en schiet in het zaad, alvorens dit plaats hebbe, moet het vernietigd worden.
De uitloopers uit de wortels der vruchtboomen, die thans zich in menigte vertoonen, worden weggesneden, men ontbloot tot dat einde de wortels voorzichtig, en neemt de uitloopers gelijks de wortels weg; uitloopers van eenige soorten van Pruimen, die geschikt zijn, om daarop fijne vruchten te oculeren, worden echter gespaard, en ten bekwamen tijde in den kweektuin verplant, soort bij soort, en op evenwijdige rijen, met genoegzame tusschenruimte, om dezelve te kunnen oculeren en havenen.
Wanneer de zomersnoeijing der wijngaarden nog niet gedaan is, wordt dezelve in Julij, zonder enig verder uitstel, bewerkstelligd, een langere verschuiving zoude voor de groeijing en rijpwording der druiven schadelijk zijn, want de jonge loten nemen zeer vele sappen naar zich, tot benadeeling der vruchten, en zouden bovendien den wijngaard geheel bederven.
Vroeger of later in deze maand, naarmate van het meer of minder gunstig saizoen, hebben zich de druiven gezet, zoodra de beziën de grootte van een ganzenhagel hebben bekomen, worden zij uitgeknipt, dat is, de te talrijke beziën worden weggenomen, en ook worden van de trossen, die zich te digt in elkanders nabijheid bevinden, de kleinste weggesneden; met het uitknippen der trossen moet men niet te zuinig te werk gaan, want hoe minder beziën zich aan een tros bevinden, des te groter zullen zij uitzwellen en des te vroeger rijpen; bij het uitknippen moet men in het oog houden, dat de beziën, als zij volgroeid zijn, elkander niet moeten persen, maar ruimte genoeg behouden, om zich behoorlijk uittezetten.
De vruchtboomen, die langs de muren zijn opgeleid of aan latwerken zijn gebonden, moeten in den loop dezer maand worden nagezien; de waterloten, die veel voedende sappen naar zich nemen, worden weggesneden, het jongen vruchthout wordt tegen de latten gebonden, en nu reeds geleid in zoodanige rigting, als men bij de geheele snoeijing der boomen, aan hetzelve denkt te geven; heeft het vruchthout te lange loten gemaakt, dan worden dezelve een weinig ingekort, waardoor zij zich meer zullen uitzetten; van deze zomersnoeijing, die door vele boomgaardeniers te veel wordt verzuimd, hangt onbegrijpelijk veel af voor de aanstaande vruchtbaarheid der boomen.
Van gezonde en goedgroeijende Perzikken en Abrikozen, wordt nu bekwaam hout gesneden, om in het laatst van deze, of met het begin der volgende maand, met de slapende bot, te kunnen oculeren, het oculatiehout wordt met de ondereinden in nat zand, op eene beschaduwde plaats gezet, om het enigszins te temperen; wanneer sommige der genoemde vruchtboomen eenige kale plekken hebben, waarnaar men geen jong hout uit den omtrek heen kan leiden, dan worden op de naastbij zijnde gezonde takjes, met het laatst dezer maand of in Augustus, eene of meerdere oculatiën geplaatst, die als zij groeijen, de ledige plaats kunnen aanvullen; het op deze wijze oculeren van oude boomen geschied meestal met de slapende en zelden met de wasschende bot.
Onderscheiden boomen beginnen nu rijpe vruchten te geven; verscheiden vroege Perzikken zijn bruikbaar, Abrikozen en Pruimen komen in overvloed, alsmede late Kersen en Krieken; de vroege Appelen en Peren komen aan, in het kort POMONA begint hare schatkamers te ontsluiten, om ons tot in den laten herfst volop van vruchten te voorzien.
Wij moeten hier doen opmerken, dat de Abrikozen en Perzikken, en verscheiden andere vruchten, die men wil confijten, geplukt moeten worden, alvorens zij volkomen rijp zijn; na het plukken blijven zijn een dag of wat leggen, en worden dan op de vereischte wijze behandeld; ook de vruchten in het algemeen, die bestemd zijn, om verzonden of ter markt gebragt te worden, plukt men eer zij derzelver volkomen rijpheid hebben bekomen, doch de zoodanige, die men dadelijk zal gebruiken, moeten aan den boom rijp worden, waardoor derzelver geur vermeerderd wordt.
Aalbeziën en soortgelijke vruchten, bestemd, om uit te persen, of tot geleijen te bereiden, moeten ook volkomen rijp zijn, eer zij geplukt worden, zij geven dan een aangenamer en overvloediger sap; de Morel begint in de laatste dezer maand rijp te worden, maar diegene dezer vruchten, welke bestemd zijn, om op brandewijn te zetten, worden niet voor het begin van Augustus geplukt, als dan derzelver volkomen rijpheid gewoonlijk bekomen hebbende.
Wanneer het niet reeds in het laatst van Junij is gedaan, worden nu de ramen van de Perzikkassen geheel weggenomen en de verdere rijpwording alleen aan de natuur overgelaten; de boomen in kassen, welke men in der volgenden winter denkt te trekken, worden nu naauwkeurig nagezien en van te overvloedig hout gezuiverd, behoorlijk, doch losjes, met biezen aangebonden, zij blijven aldus tot dat de wintersnoeijing der kasboomen geschiedt.

De vruchten die in den loop dezer maand rijp zijn of rijp worden, zijn hoofdzakelijk de volgende:

In den broeikassen: Druiven, Abrikozen, Perzikken en Pruimen in overvloed, en Ananassen uit den bak.

Opengrond: late Kersen, Krieken en Morellen, Frambozen, Aalbeziën, Kruisbeziën, eenige soorten van vroege Pruimen, die tegen de muren zijn geplaatst, de witte Avantperzik, vroege Abrikozen, voorts:

Appelen: witte en roode Zomerparadijs of Sintjans Appel, de zoete Paradijsappel, en de witte en roode Paradijsappel.

Peren, vroege Suikerperen, kleine Muscaat, Muscaat Robert, Roodwangetje, Cuisse Madame en eenige andere soorten.

Lees hier de toelichting
Zelf je eigen handboek maken? Download hier de tekst in pdf en print hem: Tuinkunst A4_julij